A transition metal carbide is formed from a precursor mixture comprising at least one of the group consisting of: a transition metal, a transition metal carbide and a transition metal oxide. The precursor mixture may contain the desired transition metal carbide (e.g., WC), but if the desired transition metal carbide is present in the precursor mixture, there is necessarily a significant amount of another compound such as a transition metal oxide, undesired carbide (e.g., W.sub.2 C) or transition metal. The method involves forming an admixture by mixing the precursor mixture with a sufficient amount of carbon to carburize the precursor mixture to the transition metal carbide and reacting the admixture in an inert or reducing atmosphere at a temperature for a time sufficient to convert the admixture to the transition metal carbide, wherein the admixture is reacted in the presence of a means to enhance transfer of heat into the admixture, an inert or reducing gas flowing through at least a portion of the admixture or combination thereof.

Een carbide van het overgangsmetaal wordt gevormd van een voorlopermengsel bestaand uit minstens één van de groep die bestaat uit: een overgangsmetaal, een carbide van het overgangsmetaal en een oxyde van het overgangsmetaal. Het voorlopermengsel kan het gewenste carbide van het overgangsmetaal bevatten (b.v., WC), maar als het gewenste carbide van het overgangsmetaal in het voorlopermengsel aanwezig is, is er noodzakelijk een significante hoeveelheid een andere samenstelling zoals een oxyde van het overgangsmetaal, ongewenst carbide (b.v., W.sub.2 C) of overgangsmetaal. De methode houdt het vormen van een toevoegsel door het voorlopermengsel met een voldoende hoeveelheid koolstof te mengen om het voorlopermengsel te carbureren aan het carbide van het overgangsmetaal en te reageren in het toevoegsel in een inerte of verminderende atmosfeer bij een temperatuur voor een tijd voldoende om het toevoegsel in het carbide van het overgangsmetaal om te zetten, waarin het toevoegsel in aanwezigheid van een middel wordt gereageerd om overdracht van hitte in het toevoegsel, een inert of verminderend gas te verbeteren die door minstens een gedeelte van het toevoegsel of combinatie daarvan vloeien.