A disk drive provides head position information as position status
variables to a host. The position status variables are derived from
information formatted on a disk and processed by a media controller for
storage in a position register set. The position information includes both
radial and circumferential position references. The disk drive is
connected to the host over a host interface which enables the position
information to be stored automatically in a host memory so that the host
can scan the position information to determine an optimum order of data
transfer commands to be sent to the disk drive. A method for selecting a
next command to transmit to a disk drive employs the position variables to
optimize the command selection. In an alternative method, a host selects a
command to be executed by one of an array of disk drives and then
determines the disk drive to receive the command based on position
information variables which have been stored and updated by the disk
drives in the array.
Een schijfaandrijving verstrekt hoofdpositieinformatie als variabelen van de positiestatus aan een gastheer. De variabelen van de positiestatus worden afgeleid uit informatie geformatteerd over een schijf en die door een media controlemechanisme voor opslag in een reeks van het positieregister wordt verwerkt. De positieinformatie omvat zowel radiale als perifere positieverwijzingen. De schijfaandrijving wordt verbonden met de gastheer over een gastheerinterface die toelaat dat de positieinformatie worden opgeslagen automatisch in een gastheergeheugen zodat de gastheer de positieinformatie kan aftasten om een optimale orde van de bevelen van de gegevensoverdracht te bepalen die naar de schijfaandrijving moeten worden verzonden. Een methode om een volgende bevel te selecteren aan een schijfaandrijving over te brengen wendt de positievariabelen aan om de bevelselectie te optimaliseren. In een alternatieve methode, selecteert een gastheer een bevel dat door één van een serie van schijfaandrijving moet worden uitgevoerd en bepaalt dan de schijfaandrijving om het bevel te ontvangen dat op de variabelen wordt gebaseerd van de positieinformatie die zijn opgeslagen en door de schijfaandrijving in de serie bijgewerkt.