The method of controlling travel speed of a vehicle includes controlling vehicle travel speed according to a set vehicle speed given by a driver of the controlled vehicle in a speed control mode; detecting at least one object present in front of the controlled vehicle and measuring distance to and relative speed of the at least one object when present in front of the controlled vehicle; determining whether or not a preceding vehicle is among the at least one object present in front of the controlled vehicle; controlling the vehicle travel speed according to a set distance to the preceding vehicle in a distance control mode when the preceding vehicle is present in front of the controlled vehicle; establishing whether or not a stationary object is among the at least one object present in front of the controlled vehicle; when a stationary object is found to be present, calculating a predicted travel path of the controlled vehicle and determining if the stationary object is located in the predicted travel path; when the stationary object is in the predicted travel path, calculating a relevance value (REL) of the stationary object as an obstacle for the controlled vehicle and limiting vehicle acceleration of the controlled vehicle according to the relevance value (REL) of the stationary object as an obstacle. An apparatus for performing the method is described. The apparatus includes a radar detector and a connected microcomputer.

De methode om reissnelheid van een voertuig te controleren omvat de controlerende snelheid van de voertuigreis volgens een vastgestelde voertuigsnelheid die door een bestuurder van het gecontroleerde voertuig wordt gegeven in een wijze van de snelheidscontrole; het ontdekken van minstens één voorwerp huidig voor het gecontroleerde voertuig en het meten van afstand aan en relatieve snelheid van het minstens één voorwerp wanneer huidig voor het gecontroleerde voertuig; bepalend al dan niet een voorafgaand voertuig onder het minstens één voorwerp huidig voor het gecontroleerde voertuig is; het controleren van de snelheid van de voertuigreis volgens een vastgestelde afstand aan het voorafgaande voertuig op een wijze van de afstandscontrole wanneer het voorafgaande voertuig voor het gecontroleerde voertuig aanwezig is; vaststellend al dan niet een stationair voorwerp onder het minstens één voorwerp huidig voor het gecontroleerde voertuig is; wanneer een stationair voorwerp om aanwezig wordt gevonden te zijn, berekenend een voorspelde reisweg van het gecontroleerde voertuig en bepalend als het stationaire voorwerp in de voorspelde reisweg wordt gevestigd; wanneer het stationaire voorwerp in de voorspelde reisweg is, berekenend een relevantiewaarde (REL) van het stationaire voorwerp als hindernis voor het gecontroleerde voertuig en beperkend voertuigversnelling van het gecontroleerde voertuig volgens de relevantiewaarde (REL) van het stationaire voorwerp als hindernis. Een apparaat om de methode wordt uit te voeren beschreven. Het apparaat omvat een radardetector en een aangesloten microcomputer.